ECLI:NL:HR:2014:304

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
12/01806
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak inzake uitkeringsfraude en bewijsvoering opzet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1964, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor uitkeringsfraude op basis van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had samen met een medeverdachte valse Periodieke verklaringen opgemaakt om onterecht een uitkering te verkrijgen uit hoofde van de Algemene Bijstandswet. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft het middel van de verdachte beoordeeld, dat betoogde dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kon worden afgeleid. Het hof had in zijn uitspraak de bewezenverklaring van de Rechtbank bevestigd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet. De Hoge Raad concludeerde dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid had geantwoord op de vragen in de Periodieke verklaringen. Dit leidde tot de slotsom dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van vermeende fraude.

Uitspraak

11 februari 2014
Strafkamer
nr. 12/01806
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 november 2011, nummer 20/004016-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.
Bij de bestreden uitspraak heeft het Hof, met aanvulling van gronden, het vonnis van de Rechtbank bevestigd waarbij ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"meermalen in de periode van 6 februari 2002 tot en met 30 oktober 2003, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een "Periodieke verklaring", welke verklaring/welk formulier bestemd was om, na te zijn ingevuld en ondertekend, te dienen tot bewijs van de juistheid van de daarin vermelde gegevens en tot grondslag voor het oordeel of en in hoeverre hij, verdachte, en zijn mededader in aanmerking bleven komen voor een uitkering uit hoofde van de Algemene Bijstandswet (Awb), valselijk hebben opgemaakt, aangezien hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk in strijd met de waarheid de op die verklaring/dat formulier gestelde vragen:
"Is het vermogen van u en/of uw partner en/of uw kind(eren) in deze periode toegenomen?"
en/of
"Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten genoten uit arbeid/zelfstandig beroep/bedrijf of heeft u en/of uw partner in deze periode andere inkomsten genoten? Indien Ja dient u soort inkomen, bedrag, periode, ontvanger en verstrekker in te vullen."
hebben beantwoord met "nee", en die verklaring/dat formulier hebben ondertekend, een en ander met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de in het bevestigde vonnis opgenomen bewijsvoering, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5, waarin onder meer is overwogen:
"Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Periodieke verklaringen heeft ondertekend. Hij heeft voorts verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode maandelijks geld van haar vader of haar oom ontving. Dit geld was volgens hem bedoeld om de woonlasten van de eigen woning te dekken. Het was de bedoeling dat de ontvangen bedragen zouden worden terugbetaald. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij het ontvangen geld bewust niet op de bovengenoemde Periodieke verklaringen heeft ingevuld. Hij dacht dat dit niet nodig was, aangezien de Sociale Dienst volgens hem van de betalingen op de hoogte was. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat zij geld van haar vader en oom kreeg als bijdrage in de woonlasten. Evenals verdachte heeft zij de ontvangen bedragen bewust niet op de Periodieke verklaringen vermeld, omdat zij dacht dat zij dit geld niet hoefde op te geven aan de Sociale dienst.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte] opzettelijk hebben nagelaten de ontvangen bedragen op de Periodieke verklaringen te vermelden en aldus hebben nagelaten dit geld op te geven aan de Sociale Dienst."
2.4.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsvoering kan niet zonder meer volgen dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid de op de in de bewezenverklaringen genoemde formulieren gestelde vragen met "nee" heeft beantwoord. De bewezenverklaringen zijn dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
11 februari 2014.