ECLI:NL:HR:2014:303

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
12/01801
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak inzake uitkeringsfraude en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1959, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin zij was veroordeeld voor uitkeringsfraude. De zaak betrof de valsheid van een 'Periodieke verklaring' die door de verdachte en haar mededader was ingevuld en ondertekend, waarbij zij opzettelijk onjuiste informatie hadden verstrekt over hun financiële situatie om in aanmerking te komen voor een uitkering op basis van de Algemene Bijstandswet (Awb). De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de bewijsvoering van het Gerechtshof beoordeeld en vastgesteld dat de bewezenverklaringen niet naar de eisen der wet met redenen waren omkleed. De verdediging had aangevoerd dat het opzet van de verdachte niet kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van de bewijsvoering niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk onjuiste antwoorden had gegeven op de vragen in de Periodieke verklaringen. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van vermeende uitkeringsfraude.

Uitspraak

11 februari 2014
Strafkamer
nr. 12/01801
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 november 2011, nummer 20/003919-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.
Bij de bestreden uitspraak heeft het Hof, met aanvulling van gronden, het vonnis van de Rechtbank bevestigd waarbij ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij:
"1. meermalen in de periode van 6 februari 2002 tot en met 30 oktober 2003, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een "Periodieke verklaring", welke verklaring/welk formulier bestemd was om, na te zijn ingevuld en ondertekend, te dienen tot bewijs van de juistheid van de daarin vermelde gegevens en tot grondslag voor het oordeel of en in hoeverre zij, verdachte en haar mededader, in aanmerking bleven komen voor een uitkering uit hoofde van de Algemene Bijstandswet (Awb), valselijk hebben opgemaakt, aangezien zij, verdachte en haar mededader opzettelijk in strijd met de waarheid de op die verklaring/dat formulier gestelde vragen:
"Is het vermogen van u en/of uw partner en/of uw kind(eren) in deze periode toegenomen?"
en/of
"Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten genoten uit arbeid/zelfstandig beroep/bedrijf of heeft u en/of uw partner in deze periode andere inkomsten genoten? Indien Ja dient u soort inkomen, bedrag, periode, ontvanger en verstrekker in te vullen."
hebben beantwoord met "nee", en die verklaring/dat formulier hebben ondertekend, een en ander met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
2. meermalen in de periode van 30 november 2003 tot en met 29 januari 2008 in de gemeente Maastricht een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een "Periodieke verklaring", welke verklaring/welk formulier bestemd was om, na te zijn ingevuld en ondertekend, te dienen tot bewijs van de juistheid van de daarin vermelde gegevens en tot grondslag voor het oordeel of en in hoeverre zij, verdachte, in aanmerking bleef komen voor een uitkering uit hoofde van de Algemene Bijstandswet (Awb), valselijk heeft opgemaakt, aangezien zij, verdachte, opzettelijk in strijd met de waarheid de op die verklaring/dat formulier gestelde vragen:
"Is het vermogen van u en/of uw partner en/of uw kind(eren) in deze periode toegenomen?"
en/of
"Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten genoten uit arbeid/zelfstandig beroep/bedrijf of heeft u en/of uw partner in deze periode andere inkomsten genoten? Indien Ja dient u soort inkomen, bedrag, periode, ontvanger en verstrekker in te vullen"
heeft beantwoord met "nee", en die verklaring/dat formulier heeft ondertekend, een en ander met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken."
2.3.
Deze bewezenverklaringen steunen op de in het bevestigde vonnis opgenomen bewijsvoering, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 14, waarin onder meer is overwogen:
"Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de Periodieke verklaringen heeft ingevuld en ondertekend. Zij heeft ook verklaard dat zij in de beide ten laste gelegde periode maandelijks geld van haar vader en haar oom ontving. Dit geld was bedoeld om de woonlasten van de eigen woning te dekken. Het was de bedoeling dat de ontvangen bedragen zouden worden terug betaald. Dit is tot op heden niet gebeurd. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij het ontvangen geld bewust niet op de bovengenoemde Periodieke verklaringen heeft ingevuld. Zij dacht dat dit niet nodig was. [medeverdachte] heeft bij de Sociale Recherche verklaard dat hij wist dat [verdachte] geld van haar vader en oom kreeg als bijdrage in de woonlasten. Evenals verdachte heeft hij de ontvangen bedragen bewust niet op de Periodieke verklaringen (zoals genoemd onder feit 1) vermeld, omdat hij dacht dat ze dit geld niet hoefde op te geven aan de Sociale Dienst.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte] opzettelijk hebben nagelaten de ontvangen bedragen op de betreffende Periodieke verklaringen te vermelden en aldus hebben nagelaten dit geld op te geven aan de Sociale Dienst."
2.4.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsvoering kan niet zonder meer volgen dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid de op de in de bewezenverklaringen genoemde formulieren gestelde vragen met "nee" heeft beantwoord. De bewezenverklaringen zijn dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
11 februari 2014.