Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Zutphen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
17 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen MEGA CARBON CONSTRUCTIONS B.V. (MCC). De zaak betreft een loonvordering van [eiser], die in dienst was bij MCC en wegens ziekte arbeidsongeschikt was. De vordering was gebaseerd op de CAO Metaalbewerking en artikel 7:629 lid 1 BW. De kantonrechter had de vorderingen van [eiser] tot loonbetaling toegewezen, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had dit vonnis vernietigd en de vorderingen afgewezen, omdat [eiser] niet had bewezen dat de CAO van toepassing was.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat [eiser] niet had bewezen dat de CAO Metaalbewerking van toepassing was op zijn arbeidsovereenkomst met MCC. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vordering van [eiser] niet gedeeltelijk toewijsbaar was op grond van artikel 7:629 lid 1 BW, aangezien vaststond dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was en dat [eiser] wegens ziekte arbeidsongeschikt was.
De uitspraak benadrukt het belang van de toepasselijkheid van cao-bepalingen in arbeidsrechtelijke geschillen en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering door de rechter bij het afwijzen van vorderingen. De Hoge Raad heeft MCC in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 483,-- aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.