ECLI:NL:HR:2014:2997

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
13/04554
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over koopovereenkomst en volmachtverlening

In deze zaak, die op 17 oktober 2014 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep van de Zaanse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. en Y-Land Plan Ontwikkeling B.V. tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een koopovereenkomst die was gesloten 'voor zich of nader te noemen meester'. De Hoge Raad toetst of de aanwijzing van de volmachtgever voldoende duidelijk en zonder voorbehoud was, en of dit binnen een redelijke termijn is gebeurd. De relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, zoals artikel 3:67, 3:33 en 3:35, worden hierbij in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het voorwaardelijk incidentele beroep van de verweerders komt hierdoor niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.933,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04554
EE/LH
Arrest
in de zaak van:
1. ZAANSE ONTWIKKELINGS MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Zaandam,
2. Y-LAND PLAN ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. S.M. Kingma,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ZOM c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 332460/HA ZA 06-14 van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2006 en 27 augustus 2008;
b. het arrest in de zaak 200.020.401/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben ZOM c.s. beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het principale cassatieberoep. ZOM c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping ten aanzien van onderdeel A en tot referte ten aanzien van onderdeel B van het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] c.s. mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het principale beroep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt ZOM c.s. in de kosten van het geding incassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.933,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.