ECLI:NL:HR:2014:2992

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
14/02067
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging termijn door hypotheekhouder in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Coöperatieve Rabobank Soest Baarn Eemnes U.A. tegen de curator in het faillissement van [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. De zaak betreft een verzoek van de hypotheekhouder tot verlenging van de termijn zoals bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Faillissementswet. De rechter-commissaris had het verzoek van de Rabobank afgewezen, wat leidde tot het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechter-commissaris van 22 januari en 6 februari 2014, die aan het arrest zijn gehecht. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Rabobank niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 387,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 14/02067
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIEVE RABOBANK SOEST BAARN EEMNES U.A.,
gevestigd te Soest,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. W.H. van Hemel,
t e g e n
mr. J.V. MADURO, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten : mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rabobank en de curator.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak C/16/13/799, 913 en 914 F van de rechter-commissaris te Utrecht van 22 januari 2014 en 6 februari 2014.
De beschikkingen van de rechter-commissaris zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen heeft Rabobank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van Rabobank heeft bij brief van 19 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 387,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.