Uitspraak
gevestigd te Soest,
kantoorhoudende te Utrecht,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Coöperatieve Rabobank Soest Baarn Eemnes U.A. tegen de curator in het faillissement van [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. De zaak betreft een verzoek van de hypotheekhouder tot verlenging van de termijn zoals bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Faillissementswet. De rechter-commissaris had het verzoek van de Rabobank afgewezen, wat leidde tot het cassatieberoep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechter-commissaris van 22 januari en 6 februari 2014, die aan het arrest zijn gehecht. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de Rabobank niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 387,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.