ECLI:NL:HR:2014:2990

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
13/04821
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de overname van een geding door de curator in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een werknemer en een failliete werkgever. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. van Weerden, vorderde onder meer wedertewerkstelling. De curator van de failliete boedel had echter het geding niet overgenomen, wat leidde tot een rechtsvraag over de mogelijkheid van de curator om een dergelijk geding over te nemen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amersfoort en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaruit blijkt dat de rechterlijke instanties zich al eerder over deze kwestie hadden gebogen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

Deze uitspraak benadrukt de rol van de curator in faillissementsprocedures en de voorwaarden waaronder een geding kan worden overgenomen. Het arrest biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het faillissementsrecht en de rechten van werknemers in dergelijke situaties.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04821
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de volgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 768517 AC EXPL 11-5257 CTH 4065 van de kantonrechter te Amersfoort van 1 februari 2012 en 14 maart 2012;
b. het arrest in de zaak 200.106.576 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2013.
Het arrest van het hof aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 18 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.