ECLI:NL:HR:2014:299

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
12/05353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grondslagverlating bij diefstal voorafgegaan door geweld

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld. De Hoge Raad behandelt de vraag of de opvatting dat bij diefstal, voorafgegaan door of vergezeld van geweld, geen sprake kan zijn van het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, juist is. De verdachte heeft op 10 september 2010 in Noordwijk, samen met anderen, een (geld)koffer weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld, en dat dit geweld bestond uit slaan en het gebruik van een bijtende substantie. De Hoge Raad oordeelt dat de stelling van de verdachte onjuist is, omdat de wet juist bedoeld is om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof.

Uitspraak

11 februari 2014
Strafkamer
nr. 12/05353
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 oktober 2012, nummer 22/000594-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft het onder 4 tenlastegelegde de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten voor zover is bewezenverklaard dat de diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 4 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de Schoolstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer, (geld)koffer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] en/of
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en/of
- rukken/trekken aan een/de arm(en) van [slachtoffer] en/of aan die koffer(s), die door [slachtoffer] vastgehouden werd(en)."
2.2.2.
Het Hof heeft daarvan bewezenverklaard dat:
"hij op 10 september 2010 te Noordwijk tezamen en in vereniging met anderen, op de Schoolstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (geld)koffer toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het
- slaan in/tegen het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer] en
- sprayen van een bijtende/prikkelende substantie in het gezicht van [slachtoffer] en
- rukken/trekken aan een arm van [slachtoffer] en/of aan die koffer, die door [slachtoffer] vastgehouden werd."
2.2.3.
De tenlastelegging onder 4 is toegesneden op art 312, eerste lid, Sr. Deze bepaling luidt:
"Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren."
2.3.
Het middel berust op de opvatting dat in geval diefstal is voorafgegaan door of vergezeld van geweld als bedoeld in art. 312, eerste lid Sr geen sprake kan zijn van het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Die opvatting is gelet op de strekking van deze bepaling om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen echter onjuist.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2014.