Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
11 februari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld. De Hoge Raad behandelt de vraag of de opvatting dat bij diefstal, voorafgegaan door of vergezeld van geweld, geen sprake kan zijn van het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, juist is. De verdachte heeft op 10 september 2010 in Noordwijk, samen met anderen, een (geld)koffer weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld, en dat dit geweld bestond uit slaan en het gebruik van een bijtende substantie. De Hoge Raad oordeelt dat de stelling van de verdachte onjuist is, omdat de wet juist bedoeld is om diefstal onder verzwarende omstandigheden strafbaar te stellen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof.