ECLI:NL:HR:2014:2989

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
13/04002
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over non-conformiteit bij koop van een viool en de uitleg van de dagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de koop van een viool. De eisers, bestaande uit meerdere partijen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag van 23 april 2013 en 14 mei 2013. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage en de arresten van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De kern van het geschil betreft de vraag of de vorderingen tot ongedaanmaking en het beroep op buitengerechtelijke ontbinding correct zijn ingediend in de inleidende dagvaarding. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste uitleg van de dagvaarding en de waardering van getuigen- en deskundigenbewijs in civiele zaken.

Uitspraak

17 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04002
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
1. [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
4. De gezamenlijke erven van de voormalig vennoot [betrokkene 1],
destijds wonende te [woonplaats]
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 340887/HA ZA 09-2090 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 augustus 2009, 3 maart 2010 en 26 januari 2011;
b. de arresten in de zaak 200.082.743/01 van het gerechtshof Den Haag van 10 mei 2011, 23 april 2013 en 14 mei 2013.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 23 april 2013 en 14 mei 2013 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
17 oktober 2014.