ECLI:NL:HR:2014:2955

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
13/05033
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaarde van kopieën van proces-verbaal in strafzaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor snelheidsovertreding. De Hoge Raad behandelt de vraag of de bewezenverklaring voldoende is gemotiveerd, gezien het feit dat het Hof een kopie van een proces-verbaal als bewijsmiddel heeft gebruikt. De verdachte heeft op 26 juni 2012 te Erm, gemeente Coevorden, met een snelheid van 140 kilometer per uur gereden op een provinciale weg, wat als een overtreding wordt beschouwd. De verdediging stelt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat deze steunt op een kopie van het proces-verbaal van de politie.

De Hoge Raad overweegt dat het Hof de kopie van het proces-verbaal terecht heeft gebruikt als bewijsmiddel, omdat deze was gewaarmerkt door de Officier van Justitie met de vermelding 'Voor fotocopie conform'. De Hoge Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere uitleg van de wet zouden rechtvaardigen. De wettelijke bepalingen omtrent schriftelijke bescheiden en de bewijswaarde daarvan worden besproken, waarbij de Hoge Raad bevestigt dat de kopie gelijkgesteld kan worden aan het origineel, mits deze op de juiste wijze is gewaarmerkt.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken en de voorwaarden waaronder kopieën van proces-verbaal als wettige bewijsmiddelen kunnen worden erkend.

Uitspraak

7 oktober 2014
Strafkamer
nr. 13/05033
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 27 september 2013, nummer 21/003166-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd nu het Hof deze slechts heeft doen steunen op een kopie van een proces-verbaal van politie.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 26 juni 2012 te Erm, gemeente Coevorden, buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de provinciale weg N34, welke weg als autoweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van 140 kilometer per uur."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op het volgende bewijsmiddel:
"een schriftelijk stuk, inhoudende een kopie van het proces-verbaal met bonnummer 26.06.25012.1005.000191 en zaaknummer 001043177, d.d. 4 juli 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, conform de gegevens in de aangehechte kennisgeving van bekeuring d.d. 26 juni 2012, welke als proces-verbaal op ambtseed is opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier van politie, Divisie Operationele Diensten, Unit Verkeerstaken, Politie Drenthe."
2.2.3.
Dit door het Hof als bewijsmiddel gebezigde stuk bevindt zich bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken en is gevoegd in een omslag waarop een stempelafdruk is geplaatst vermeldende "Voor fotocopie conform, De Officier van Justitie in het Arrondissement Assen", welke stempelafdruk is voorzien van een paraaf, naar de Hoge Raad begrijpt van voornoemde Officier van Justitie.
2.3.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Art. 339, eerste lid aanhef en onder 5°, Sv:
"1. Als wettige bewijsmiddelen worden alleen erkend:
(...)
5° schriftelijke bescheiden."
- Art. 344 Sv:
"1. Onder schriftelijke bescheiden worden verstaan:
1° (...)
2° processen-verbaal en andere geschriften, in den wettelijken vorm opgemaakt door colleges en personen, die daartoe bevoegd zijn, en behelzende hunne mededeeling van feiten of omstandigheden, door hen zelf waargenomen of ondervonden;
3° (...)
4° (...)
5° alle andere geschriften; doch deze kunnen alleen gelden in verband met den inhoud van andere bewijsmiddelen.
2. Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft gepleegd, kan door den rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar."
2.4.
Het Hof heeft de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven kopie kennelijk gebezigd als een bewijsmiddel in de zin van art. 344, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat deze kopie met het origineel van het proces-verbaal mag worden gelijkgesteld op de grond dat de kopie is gevoegd in een omslag die door de Officier van Justitie "Voor fotocopie conform" is gewaarmerkt, geeft - in aanmerking genomen dat niet blijkt van een beroep op bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen - niet blijk van een onjuiste uitleg van de voormelde bepaling. In het licht hiervan en gelet op art. 344, tweede lid, Sv, is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 oktober 2014.