ECLI:NL:HR:2014:2953

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
14/04099
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 juni 2014. Het beroep betreft de aan belanghebbende voor het jaar 2010 gegeven beschikkingen inzake Huurtoeslag en Kindgebonden budget. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Hieruit blijkt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank mogelijk maakt, aangezien het geschil betrekking heeft op een besluit dat onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) valt. Bovendien is er in de rechtsmiddelverwijzing onder de aangevallen uitspraak van de Rechtbank aangegeven dat er geen hoger beroep mogelijk is. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geconcludeerd dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak, 10 oktober 2014, en is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

10 oktober 2014
nr. 14/04099
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 3 juni 2014, nrs. SGR 14/1543 en SGR 14/2402, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2010 gegeven beschikkingen Huurtoeslag en Kindgebonden budget.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank die is gedaan in een geschil betreffende een besluit als de onderhavige ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Voorts kan, zoals in de rechtsmiddelverwijzing onder de aangevallen uitspraak van de Rechtbank terecht is opgenomen, daartegen evenmin hoger beroep worden ingesteld. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.