Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), betreffende aan belanghebbende opgelegde belastingaanslagen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende, die geconfronteerd werd met opgelegde belastingaanslagen. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 26 mei 2014 per aangetekende brief geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. Op 27 juni 2014 heeft de griffier de belanghebbende opnieuw aangeschreven, waarbij hij de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende heeft echter niet gereageerd op deze brief.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit betekent dat de Hoge Raad niet ingaat op de inhoudelijke bezwaren van de belanghebbende, omdat de procedurele vereisten niet zijn nageleefd. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet worden verhaald op de belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten en griffierechten in juridische procedures. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, ongeacht de inhoudelijke merites van de zaak. Dit arrest is openbaar uitgesproken en onderstreept de strikte naleving van procesregels in het bestuursrecht en belastingrecht.