Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De rechtbank Rotterdam had eerder op 10 april 2014 vonnissen gewezen in twee aan deze zaak gerelateerde procedures. Het gerechtshof had op 26 juni 2014 het arrest gewezen waartegen de verzoekers cassatie hebben ingesteld. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).