ECLI:NL:HR:2014:2933

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
13/05894
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en waardebepaling van aandelen in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de waardebepaling van aandelen. De zaak is gestart door de vrouw, die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kousedghi, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, die op 28 augustus 2013 is gegeven. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die door de vrouw zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel stelt dat de Hoge Raad niet verplicht is om rechtsvragen te beantwoorden die niet van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand is gebleven. Deze uitspraak heeft implicaties voor de waarderingsgrondslagen van aandelen en de draagplicht voor gemeenschapsschulden, en biedt duidelijkheid over de hoofdregel van verdeling bij helfte in het kader van huwelijksgoederengemeenschappen.

Uitspraak

10 oktober 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05894
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak met rekestnummers 371494/F1 RK 11-177 en 383395/F1 RK 11-2324 van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2011 en 17 oktober 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.120.417/01 en 200.125.614/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 augustus 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 4 juli 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 oktober 2014.