Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
7 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 4 december 2012, met nummer 20/003013-11. De verdachte, geboren in 1945, heeft zijn beroep in cassatie laten vertegenwoordigen door de advocaten mr. J-L.A.M. le Cocq d'Armandville en mr. E.A. Blok, beiden werkzaam in Rotterdam. In de schriftelijke indiening zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat inhoudt dat hij van mening is dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 7 oktober 2014 het beroep verworpen, wat betekent dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft.
Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg. De waarnemend griffier E. Schnetz was aanwezig bij de uitspraak. Het is vermeldenswaardig dat mr. Jörg buiten staat was om het arrest te ondertekenen, wat gebruikelijk is in gevallen waarin een rechter niet in staat is om zijn handtekening te zetten.