Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
7 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 maart 2014, die betrekking heeft op een uitleveringsverzoek van Australië. De opgeëiste persoon, geboren in 1970, heeft het beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank. De advocaat van de opgeëiste persoon, mr. T.M.D. Buruma, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 7 oktober 2014 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.