In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzet van de belanghebbende tegen een beschikking huurtoeslag voor het jaar 2011. De Rechtbank had op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, maar de Hoge Raad oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor het indienen van een beroep in cassatie tegen de uitspraak van de administratieve rechter in dit specifieke geval. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter als dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestond voor de onderhavige zaak, werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft tevens bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 122 aan hem zal worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de Hoge Raad cassatieberoepen kan behandelen, vooral in zaken die betrekking hebben op besluiten van de administratieve rechter.