ECLI:NL:HR:2014:2854

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
13/05536
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontoereikende motivering van schatting wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepteelt

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de betrokkene werd veroordeeld voor hennepteelt en een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De Hoge Raad oordeelt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die door het Hof was vastgesteld op € 16.258,68, ontoereikend gemotiveerd is. De betrokkene, geboren in 1957, had in hoger beroep aangevoerd dat hij geen wederrechtelijk voordeel had genoten uit de hennepkwekerij in de kelder, omdat de eerste kweek mislukt was en de oogst niet volledig was gedroogd. Het Hof had echter aangenomen dat de betrokkene in de kelder drie keer had geoogst, zonder dit voldoende te onderbouwen met bewijs.

Uitspraak

30 september 2014
Strafkamer
nr. 13/05536 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 28 oktober 2013, nummer 21/005306-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het oordeel van het Hof dat de betrokkene in de kelder (ruimte 1) drie keer heeft geoogst en daaruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.
De raadsman van de betrokkene heeft in hoger beroep het volgende verweer gevoerd:
"Primair stelt [betrokkene] zich op het standpunt dat het aannemelijk is dat hij geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Ruimte 1: kelder
Volgens het proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel zou [betrokkene] drie keren 43 plantjes hebben geoogst. Dit is niet juist.
De eerste kweek is volledig mislukt. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat een eerste kweek mislukt. De juiste afstelling van het klimaat, voeding et cetera, moet bepaald c.q. gevonden worden. Voorts was sprake van ziekte in de plantjes, hetgeen te maken had met het feit dat [betrokkene] geen bestrijdingsmiddelen wilde gebruiken.
In deze ruimte zijn op 18 januari 2010 hennepplantjes aangetroffen (en in beslag genomen) die ongeveer 9 weken oud waren. Deze hennepplantjes moesten nog worden geoogst. Door de inbeslagname/vernietiging van de plantjes is ten aanzien van deze kweek ook geen opbrengst gegenereerd.
[betrokkene] heeft één keer succesvol kunnen oogsten. Maar deze oogst was nog niet door hem verkocht, want de hennep moest nog drogen. Dit drogen geschiedde in ruimte 2 op de eerste verdieping. De hennep die aldaar in kratten is aangetroffen, betrof de enige oogst van de kelder. Dat deze oogst nog niet volledig droog was, blijkt uit het feit dat het nog niet in plastic was verpakt.
Conclusie: geen enkel opbrengst van de hennepkwekerij in ruimte 1."
2.3.
Het Hof heeft onder "vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel" het volgende overwogen:
"De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 28 oktober 2013 (parketnummer 21-005305-13) terzake van hennepteelt veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep zijn voldoende aanwijzingen gebleken dat veroordeelde andere strafbare feiten heeft begaan, te weten hennephandel, waaruit hij financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 16.258,68. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
In de woning van veroordeelde zijn op drie plaatsen hennepkwekerijen aangetroffen. In de kelder van de woning zijn 43 planten aangetroffen, in de schuur zijn de sporen van 126 planten aangetroffen en op de eerste verdieping zijn 5 planten aangetroffen. Veroordeelde heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij op de eerste verdieping drie keer heeft geoogst. Het hof gaat er op grond van het dossier vanuit dat veroordeelde in de kelder ook drie oogsten heeft gehad. Aannemelijk is dat in de schuur slechts één keer is geoogst."
2.4.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof aan de volgende bewijsmiddelen ontleend:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 14-16 van het proces-verbaal genummerd PL0940 2010015858-1) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Omschrijving van de kweekruimten:
Ruimte 1 (de kelder):
Ik zag dat in deze ruimte 43 hennepplanten werden gekweekt.
Ruimte 3 (schuur):
Ik zag naast de deur een aantal rode kratten staan met daarin gebruikte plantenbakjes. Ik zag in deze bak ook restanten liggen van hennepplanten, zij het oud en verdroogd. Ik zag voorts: 2 gebruikte koolstoffilters, een druppelsysteem, 126 grote gebruikte potten, drie gebruikte droogbedden, een grondzeil met daarop restanten van hennepplanten, oude tuinaarde met witte pirietkorrels erin. Gezien de afmeting van het zeil, de kweekruimte en de aangetroffen oude potten, resten hennep en droogbedjes zijn er zeker hennepplanten in deze ruimte geteeld.
2. De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 14 oktober 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had boven in de slaapkamer vijf planten staan. Ik had in diezelfde ruimte ook een knipruimte. Ik heb daar drie of vier keer geoogst.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal wederrechtelijk verkregen voordeel (als bijlage op pagina 27-36 van het proces-verbaal genummerd PL0940 2010015858-1) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Naar aanleiding van het proces-verbaal van opsporingsonderzoek, nummer 2010015858, heb ik een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak van [betrokkene], geboren [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats], adres: [a-straat 1] te [woonplaats].
Aangezien er niet wordt verklaard over de afschrijvingsperiode van de kweekinstallatie wordt hierbij gebruik gemaakt van rapport "standaardberekening en normen" opgesteld door het BOOM.
Aantal planten aantal planten afschrijving per oogst
(minimaal) (maximaal)
0 200 € 150,00
Inkoopprijs per stekje:
Uit de verklaring van 18 januari 2010 afgelegd door [betrokkene] blijkt dat hij € 2,50 heeft betaald per stekje. Gezien bovenstaande wordt als uitgangspunt voor de inkoopprijs van een stekje € 2,50 gehanteerd.
Aangezien er niet wordt verklaard over de kosten van het kweekmedium,waterverbruik en voedingsmiddelen, wordt hierbij gebruik gemaakt van het rapport "standaardberekening en normen". Op grond hiervan worden de volgende kostenposten per plant berekend:
Kweekmedium € 1,18
Water € 0,03
Voedingsstoffen € 1,24
Totaal € 2,45
Gezien bovenstaande wordt als uitgangspunt voor de kosten van kweekmedium, water en voedingsstoffen € 2,45 gehanteerd."
2.5.
De bestreden uitspraak bevat geen toereikende vermelding van de bewijsmiddelen waaraan het Hof zijn oordeel heeft ontleend dat de betrokkene in de kelder (ruimte 1) drie keer heeft geoogst. De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 september 2014.