Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
30 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 18 juli 2013, met nummer 23/001303-12. De verdachte, geboren in 1994, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan op 30 september 2014 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Het arrest is openbaar uitgesproken, waarmee de beslissing van de Hoge Raad definitief is.