ECLI:NL:HR:2014:2846

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
13/04797
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het ontbreken van middelen van cassatie

Op 30 september 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/04797. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, geboren in 1978, tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2012. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat noodzakelijk is volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een raadsman heeft ingeschakeld om de benodigde schriftuur in te dienen. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

Uitspraak

30 september 2014
Strafkamer
nr. 13/04797
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2012, nummer 22/001245-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 september 2014.
Mr. Jörg is buiten staat dit arrest te ondertekenen.