Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
30 september 2014.
Hoge Raad
Op 30 september 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/04797. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, geboren in 1978, tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 december 2012. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat noodzakelijk is volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een raadsman heeft ingeschakeld om de benodigde schriftuur in te dienen. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.