ECLI:NL:HR:2014:2826

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
14/02246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van arrest niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 28 februari 2014, met nummer 13/02932. De belanghebbende, aangeduid als [X] B.V., had een verzoek tot herziening ingediend, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 10 juni 2014 per aangetekende brief gewezen op de verplichting om griffierecht van € 493 te betalen voor het verzoek tot herziening, met een termijn van vier weken voor betaling. Deze betaling is echter niet voldaan.

Vervolgens heeft de griffier op 15 juli 2014 de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid, waarna adresverificatie plaatsvond en het stuk opnieuw werd verzonden. De belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard op basis van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad oordeelde dat de opmerkingen van de belanghebbende over de hoogte van het griffierecht geen grond vormden voor een ander oordeel. Daarnaast achtte de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

26 september 2014
Nr. 14/02246
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 28 februari 2014, nr. 13/02932.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 juni 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van € 493 griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 15 juli 2014 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 2, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard. Hetgeen belanghebbende in eerdere correspondentie heeft opgemerkt omtrent de hoogte van het verschuldigde griffierecht vormt geen grond voor een ander oordeel.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2014.