ECLI:NL:HR:2014:2825

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
14/02841
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toepassing schuldsaneringsregeling in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 2 april 2014 werd afgewezen. Dit vonnis werd vervolgens bevestigd door het gerechtshof 's-Hertogenbosch in een arrest van 22 mei 2014. De verzoeker heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar de relevante processtukken, waaronder het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep moet worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) was er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de voorwaarden waaronder deze kan worden verleend.

Uitspraak

26 september 2014
Eerste Kamer
nr. 12/02841
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 272087 / FT-RK 13.1965 van de rechtbank Limburg van 2 april 2014;
b. het arrest in de zaak HV 200.145.132/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 september 2014.