Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 19 april 2013, nr. 12/04807, ECLI:NL:HR:2013:BZ8084.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door de belanghebbende naar aanleiding van een arrest van 19 april 2013, nummer 12/04807, ECLI:NL:HR:2013:BZ8084. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheid en de relevante juridische bepalingen, met name artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die tot herziening van het eerdere arrest konden leiden. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en vond plaats in het openbaar.