Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
23 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door [betrokkene 1] tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 30 oktober 2013. De beschikking betrof een klaagschrift van [klaagster] dat strekte tot teruggave van een in beslag genomen auto, een Porsche Panamera, die onder [betrokkene 1] in beslag was genomen. De Rechtbank had het klaagschrift van [klaagster] gegrond verklaard en de teruggave van de auto gelast.
De Hoge Raad oordeelt dat tegen deze beschikking voor [betrokkene 1] geen cassatieberoep openstaat, zoals bepaald in artikel 552d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad stelt vast dat in deze zaak niet de situatie aanwezig is dat de officier van justitie aan de beslagene heeft medegedeeld dat hij voornemens is het inbeslaggenomen voorwerp terug te geven. Dit zou de ontvankelijkheid van het cassatieberoep hebben kunnen beïnvloeden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van deze conclusie.
Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad [betrokkene 1] niet-ontvankelijk in het beroep. Deze beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting op 23 september 2014.