ECLI:NL:HR:2014:276

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
13/00407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de Sociale Verzekeringsbank tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 17 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over besluiten die waren genomen op basis van de Algemene Kinderbijslagwet. Zowel de SVB als de belanghebbende hebben beroep in cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft de beroepschriften in cassatie aan het arrest gehecht, evenals de verweerschriften en conclusies van repliek en dupliek van beide partijen.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van de belanghebbende en tot gegrondverklaring van dat van de SVB. Hij heeft de Hoge Raad geadviseerd om de uitspraak van de Centrale Raad te vernietigen en de uitspraken van de Rechtbank te bevestigen met aanvulling van de gronden. De Hoge Raad heeft de door de SVB voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze falen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van 14 februari 2014 in een andere zaak met nummer 13/00409.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad de SVB veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, terwijl voor het cassatieberoep van de belanghebbende geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie ongegrond verklaard en de SVB veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op € 1095,75. Tevens is er een griffierecht van € 466 geheven van de SVB.

Uitspraak

14 februari 2014
nr. 13/00407
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
de Sociale verzekeringsbank(hierna: de SVB) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 17 december 2012, nr. 09/5380 AKW en 11/948 AKW, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 08/3165 AKW en nr. AWB 10/902 AKW) betreffende besluiten ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de SVB heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende en de SVB hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Zowel belanghebbende als de SVB heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende en de SVB hebben over en weer een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 27 augustus 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende en tot gegrondverklaring van dat van de SVB, vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad en bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank met aanvulling van de gronden.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het door de SVB voorgestelde middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 4 van het heden in de zaak met nummer 13/00409 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Beoordeling van het door belanghebbende voorgestelde middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in onderdeel 5 van het heden in de zaak met nummer 13/00409 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

4.Proceskosten

Wat betreft het cassatieberoep van de SVB zal de SVB worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 13/00409 en 13/00410 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wat betreft het cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Sociale verzekeringsbank in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 3287,25, derhalve € 1095,75, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.
Van de Sociale verzekeringsbank wordt een griffierecht geheven van € 466.