Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de betrokkene aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"Op pagina 11 van het p.v. staat voorts aangegeven dat uit de informatie uit het lopende onderzoek zou blijken dat er middels het telefoonnummer van cliënt op 16 augustus 2010 en 27 september 2010 hennepstekjes werden geleverd. Hoezo? Waar blijkt dit uit? Er zit niets van informatie in het proces-verbaal om dit te toetsen. Maar belangrijker is wellicht dat op basis van deze informatie absoluut niet valt vast te stellen dat er destijds in de woning van cliënt een hennepkwekerij aanwezig zou zijn geweest. Deze informatie is te beperkt om te komen tot een redelijk vermoeden van schuld dat cliënt zich bezig houdt met hennepteelt in zijn woning. Wie zegt dat deze hennepstekjes door cliënt werden aangeschaft?
(...)
lk heb al aangegeven en beredeneerd dat de verklaring van cliënt als uitgangspunt dient te worden genomen. Alhoewel cliënt simpelweg had kunnen zeggen dat er nimmer is geoogst en/of nimmer iets is verdiend, heeft cliënt open en eerlijk aangegeven dat hij één keer eerder heeft geoogst van circa 100 planten en dat hij deze eerdere oogst heeft verkocht aan ene [betrokkene 1] voor € 7.500,00. Uiteraard is dit niet de winst van cliënt, nu daar nog alle kosten op in mindering dienen te worden gebracht, zoals afschrijvingskosten, kosten energieleverancier, kosten lampen en variabele kweekkosten. Alles in ogenschouw nemende heeft cliënt uiteindelijk geen winst genoten. Hiervoor wordt om te beginnen verwezen naar het boetebedrag energieleverancier, zoals aangegeven op pagina 68 van het p.v. en zoals blijkt uit het 'schadeopgaveformulier misdrijven'.
In het p.v. mogen dan wel diverse aspecten worden genoemd op basis waarvan er sprake zou zijn van eerdere oogsten, maar of dat er één (zoals cliënt aangeeft) of meer zijn geweest blijkt onvoldoende en is gebaseerd op drijfzand. Dat er eerder zou zijn geoogst wordt gebaseerd op indicatoren vermeldt op de pagina's 6, 8, 16 en 17 van het p.v.
De conclusie dat er minimaal vier hennepoogsten in werking moeten zijn geweest vanwege de geconstateerde vervuiling van de aanwezige koolstoffilters (zie pagina 17 van het p.v.) is onvoldoende onderbouwd en heeft meer weg van puur giswerk. Enige nadere onderbouwing voor deze conclusie ontbreekt. Dat er sprake zou zijn geweest van vier hennepoogsten is (volledig) uit de lucht gegrepen. Het gestelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt hiermee niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Dat er eerder is geoogst wordt overigens niet ontkend, doch cliënt heeft precies aangegeven hoe dat is gegaan en tot welk bedrag dat heeft geleid.
(...)
Dat er indicatoren waren voor een eerdere oogst is niet vreemd, nu er ook een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat cliënt duidelijk heeft aangegeven hoe hij aan de spullen kwam, zijnde tweedehands aangeschaft. Dit is ook te doen gebruikelijk nu de materialen kostbaar zijn en iets dat cliënt nu net niet had, was veel geld. Dan is het heel normaal om goederen die voor hergebruik geschikt zijn tweedehands aan te schaffen.
(...)
Wellicht ligt de startdatum wel ergens rond 16 augustus 2010, nu er blijkens pagina 11 van het p.v. op die datum voor het eerst hennepstekjes zouden zijn geleverd. Dit past ook precies in wat cliënt zegt. Namelijk dat er een eerdere oogst heeft plaatsgevonden en dat de plantjes die er op het moment van de inval stonden zo'n 7 dagen oud waren. Vanaf medio augustus 2010 kan er qua kweekcyclus één eerdere oogst hebben plaatsgevonden.
Kortom, het is niet aannemelijk dat cliënt enig voordeel heeft genoten. Uw Hof wordt verzocht de ontnemingsvordering integraal af te wijzen."