Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
9 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1969. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
De kern van de zaak draait om de rechtsgeldigheid van de betekening van de oproeping in hoger beroep. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat de oproeping niet in persoon aan hem is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op basis van eerst in cassatie overgelegde bescheiden.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de handtekeningen op de overgelegde identiteitsbewijzen en rijbewijs overeenkomen met de handtekening op de akte van aanzegging, maar niet met de handtekening op de akte van uitreiking van de oproeping. Dit leidt de Hoge Raad tot de conclusie dat de oproeping niet geldig is betekend. Het middel van de betrokkene slaagt, en de Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de oproeping in hoger beroep nietig.