ECLI:NL:HR:2014:2745

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
13/05123
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproeping in hoger beroep en rechtsgeldigheid van betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1969. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.

De kern van de zaak draait om de rechtsgeldigheid van de betekening van de oproeping in hoger beroep. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat de oproeping niet in persoon aan hem is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op basis van eerst in cassatie overgelegde bescheiden.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de handtekeningen op de overgelegde identiteitsbewijzen en rijbewijs overeenkomen met de handtekening op de akte van aanzegging, maar niet met de handtekening op de akte van uitreiking van de oproeping. Dit leidt de Hoge Raad tot de conclusie dat de oproeping niet geldig is betekend. Het middel van de betrokkene slaagt, en de Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de oproeping in hoger beroep nietig.

Uitspraak

9 september 2014
Strafkamer
nr. S 13/05123 P
AGE/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2013, nummer 20/004224-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2.
Het Hof heeft tegen de ter terechtzitting in hoger beroep niet verschenen betrokkene verstek verleend. Bij de bestreden uitspraak heeft het Hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:
"Het hof stelt vast dat veroordeelde niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven heeft ingediend en evenmin ter terechtzitting van 4 oktober 2013 mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Het hof zal het door de veroordeelde ingestelde hoger beroep dan ook op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk verklaren."
2.3.
Bij de stukken van het geding bevinden zich:
- een akte van uitreiking van de oproeping van de betrokkene om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep, welke inhoudt dat die oproeping op 4 september 2013 is uitgereikt aan de betrokkene in persoon en onder "Handtekening voor ontvangst" is voorzien van een handtekening;
- een akte van uitreiking, welke inhoudt dat op 20 januari 2014 een aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is uitgereikt aan de betrokkene in persoon en onder "Handtekening voor ontvangst" is voorzien van een handtekening.
2.4.
Vooropgesteld moet worden dat aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding of oproeping slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheiden, aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld (vgl. HR 12 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5163, NJ 2002/317).
2.5.
Namens de betrokkene is in cassatie gesteld dat de oproeping om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep niet aan hem in persoon is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. Daartoe zijn onder meer een kopie van een ten name van de betrokkene gesteld, op 19 mei 2010 afgegeven identiteitsbewijs en een kopie van een ten name van de betrokkene gesteld, op 9 juli 2007 afgegeven rijbewijs overgelegd. De op dit identiteitsbewijs en rijbewijs geplaatste handtekeningen komen overeen met de handtekening die de betrokkene blijkens de daarvan opgemaakte akte heeft gezet op de uitreiking van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv, maar niet met de handtekening die voorkomt op de akte van uitreiking van de oproeping van de betrokkene om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep.
2.6.
Op grond van het voorgaande acht de Hoge Raad het aannemelijk dat de oproeping van de betrokkene om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep niet in persoon is uitgereikt aan de betrokkene. Dit brengt mee dat deze oproeping niet geldig is betekend.
2.7.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de oproeping in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 september 2014.