ECLI:NL:HR:2014:2742

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
13/02959
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en toepassing van artikel 359.3 Sv in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het Hof had geoordeeld dat de bewijsvoering voldeed aan de eisen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman van de verdachte stelde dat het Hof had verzuimd de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen weer te geven, wat volgens hem in strijd was met de wet. De Hoge Raad oordeelde echter dat de overwegingen van het Hof, in samenhang met de in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen bewijsmiddelen, voldoende redengevende feiten en omstandigheden bevatten voor de bewezenverklaring. De Hoge Raad benadrukte dat, wanneer de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, een opgave van de bewijsmiddelen kan volstaan, tenzij de verdachte of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit. In dit geval had de raadsman vrijspraak bepleit, maar de Hoge Raad concludeerde dat de toepassing van artikel 359.3 Sv in deze situatie niet van toepassing was. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.

Uitspraak

9 september 2014
Strafkamer
nr. S 13/02959
ABG/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 maart 2013, nummer 24/002472-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Mr. H.M.W. Daamen en mr. B.A.M. Hendrix, beiden advocaat te Maastricht, hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd in zijn arrest de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen weer te geven.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 06 maart 2007 in de gemeente Zeewolde opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan Marconiweg) een hoeveelheid van 776 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"Subsidiair (...)
De aangetroffen planten moeten worden uitgesloten van bewijs en dient client van het ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
(...)
Conclusie
De beslissing van de politierechter dient te worden vernietigd en het OM moet niet ontvankelijk verklaard worden en subsidiair dient client vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde feit.
Ik verzoek u dan ook de beslissing van de politierechter te vernietigen en het OM niet ontvankelijk te verklaren, subsidiair verzoek ik u client vrij te spreken van het ten laste gelegde feit."
2.2.3.
De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "Ontvankelijkheid openbaar ministerie" het volgende in:
"Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van mening dat wat verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd ten aanzien van het kijken door een kier in de doos niet kan kloppen, gelet op de foto's van de dozen die zich in het dossier bevinden in combinatie met de verklaring van verdachte.
Hiermee zou de verbalisant zijn verbaliseerplicht hebben geschonden. Dit is zo ernstig dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt raadsman
Door de raadsman is betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] niet voor het bewijs mag worden gebruikt. De raadsman voert daarvoor twee redenen aan.
Ten eerste bestaat het proces-verbaal voor het overgrote deel uit de bevindingen van [verbalisant 1], maar is het mede ondertekend door twee andere verbalisanten die pas arriveerden na aanhouding van verdachte. Zo wordt de suggestie gewekt dat de andere verbalisanten vanaf het begin ter plaatse waren en de verklaring van [verbalisant 1] ondersteunen.
De tweede reden is dat [verbalisant 1] heeft gelogen over het feit dat hij tussen de klep en de zijkant in de doos kon kijken. Uit de verklaring van verdachte en de foto's in het dossier is af te leiden dat de verbalisant de doos heeft opengebogen en opengescheurd. Daarnaast heeft hij gelogen over het feit dat hij hennep rook. Hennep is namelijk niet te ruiken door een dichte doos.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat nu het openscheuren van de doos door verbalisant is gebeurd zonder toestemming van verdachte dan wel de machtiging van de officier van justitie, de daaropvolgende aanhouding en doorzoeking onrechtmatig zijn geweest. Door dit vormverzuim dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair dienen de aangetroffen hennepplanten te worden uitgesloten van het bewijs en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Oordeel hof
Op 6 maart 2007 is verbalisant [verbalisant 1] naar het bedrijf van verdachte, een groothandel in kweekartikelen, gegaan in het kader van het project "Blauwe verrassing".
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen, genummerd 2007015507-11, het volgende gerelateerd. Hij zag dat door twee personen bruine dozen het magazijn werden binnengebracht. Hij herkende de dozen als zijnde dozen waarin veelvuldig hennep-stekplanten worden vervoerd. Na een gesprek met verdachte heeft verbalisant [verbalisant 1] gevraagd of hij mocht rondkijken in het bedrijf van verdachte. Hiervoor heeft verdachte toestemming gegeven. In het magazijn zag verbalisant [verbalisant 1] vervolgens de bruine dozen staan, die kort daarvoor waren binnengebracht. De bovenzijde van de dozen waren nog nat van de regendruppels. Hij heeft met zijn neus aan de doos geroken en rook de geur van hennepplanten. Hij heeft vervolgens door een kier in het deksel van de doos gekeken en er met zijn zaklamp in geschenen. Hij zag dat de inhoud van de doos bestond uit hennepplanten. Hij zag door de kier wel 20 à 30 hennepplanten. Verdachte is vervolgens aangehouden. Na de komst van de hulpofficier is nader onderzoek ingesteld en met toestemming van de officier van justitie zijn de dozen uit de stellingen genomen en de planten geteld."
2.2.4.
De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt in:
"Gelet op de bekennende verklaring van verdachte volstaat het hof ten aanzien van het onder tenlastegelegde, conform artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
In de hierna te melden bewijsmiddelen (onder 2 en 3) wordt verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, genummerd 2007015507, gedateerd 23 juli 2007, met bijlagen, ondertekend door [verbalisant 2], agent van politie.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof van 12 maart 2013 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 6 maart 2007 in mijn bedrijf aan de [a-straat] in Zeewolde 776 hennepplanten aanwezig gehad. De dozen waarin de plantjes zaten waren van mij. Ik wist ook dat er hennepplantjes in zaten.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage 1 van het proces-verbaal genummerd 2007015507) inhoudende het relaas van bevindingen van verbalisanten.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage 11 van het proces-verbaal genummerd 2007015507) inhoudende het relaas van bevindingen van verbalisanten, voor zover betrekking hebbend op een monster van de inbeslaggenomen 776 hennepplanten (1e proces-verbaal technische recherche)."
2.3.
Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt als volgt:
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.4.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde. Uit de bewoordingen van art. 359, derde lid, Sv volgt dat in zo een geval deze bepaling geen toepassing kan vinden.
2.5.
De hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging in onderlinge samenhang bezien met de in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen bewijsmiddelen - waaronder de door het Hof weergegeven verklaring van de verdachte - bevatten tezamen de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden en een opgave van de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. Dat het Hof onder verwijzing naar de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv heeft overwogen dat het heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, doet daaraan niet af.
2.6.
Het middel mist dus feitelijke grondslag en kan derhalve niet tot cassatie leiden.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 september 2014.