ECLI:NL:HR:2014:2734

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
14/02829
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake besluiten van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 11 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over besluiten van de Sociale Verzekeringsbank, die betrekking hadden op de Algemene Ouderdomswet. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Rotterdam.

De Hoge Raad beoordeelde allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Uit de aantekeningen van de griffier van de Centrale Raad bleek dat een afschrift van de uitspraak op 14 april 2014 aan de partijen was verzonden. Het beroepschrift in cassatie was echter pas op 28 mei 2014 bij de Hoge Raad ingediend, wat niet binnen de wettelijke termijn van zes weken viel, die eindigde op 26 mei 2014. De Hoge Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden. De argumenten die de belanghebbende in haar brief van 6 juli 2014 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om de overschrijding van de termijn te rechtvaardigen.

Op basis van deze overwegingen concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest werd uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en werd openbaar gemaakt op 19 september 2014.

Uitspraak

19 september 2014
Nr. 14/02829
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 11 april 2014, nrs. 13/28 AOW en 13/4895 AOW, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam (nrs. 11/3789 en 12/4793) betreffende besluiten van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Centrale Raad op de uitspraak van de Centrale Raad gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 14 april 2014.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 28 mei 2014 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 26 mei 2014. Het is evenmin tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 11 juni 2014 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 6 juli 2014 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.