ECLI:NL:HR:2014:273

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
13/02784
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en tardieve grieven in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende ouderlijk gezag. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De beschikking van het hof was eerder gegeven op 5 maart 2013 en betrof een zaak waarin de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Groningen betrokken waren. De vader was vertegenwoordigd door advocaat mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman, terwijl de Raad en Bureau Jeugdzorg niet verschenen. De pleegouders, die ook belanghebbenden waren, werden vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. van Dorp.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Groningen en het gerechtshof, en stelt vast dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president E.J. Numann, en de zaak is afgesloten met de verwerping van het beroep.

Uitspraak

7 februari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/02784
LZ/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman,
t e g e n
1. DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO NOORD-NEDERLAND LOCATIE GRONINGEN,
kantoorhoudende te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie,
2. BUREAU JEUGDZORG GRONINGEN,
kantoorhoudende te Groningen,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
beide niet verschenen,
3. [de pleegouders],
beiden wonende te [woonplaats],
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
advocaat: mr. B.J. van Dorp.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader enerzijds en de Raad, BJZ en de pleegouders anderzijds.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 122243/FA RK 10-2596 van de rechtbank Groningen van 22 mei 2012;
b. de beschikking in de zaak 200.111.959 van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 5 maart 2013.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De pleegouders hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 18 december 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
7 februari 2014.