ECLI:NL:HR:2014:2701

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
14/01710
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 februari 2014. Het beroep betreft naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen die aan belanghebbende waren opgelegd. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende per aangetekende brief op 10 april 2014 in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 22 mei 2014. Aangezien belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd en de op 23 mei 2014 ingediende brief als te laat is aangemerkt, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, met F. Treuren als waarnemend griffier.

Uitspraak

12 september 2014
Nr. 14/01710
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 17 februari 2014, nrs. SGR 11/6896, SGR 11/6897 en SGR 11/6898, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van beroep.
Bij aangetekende brief van 10 april 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven postadres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 22 mei 2014.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 23 mei 2014 bij de Hoge Raad per fax ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten -, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2014.