Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
9 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 18 april 2013 is gewezen. De verdachte, geboren in 1979, was in cassatie gegaan tegen een uitspraak die hem betrof in een strafzaak met parketnummer 03-107506-10. De Hoge Raad heeft op 9 september 2014 uitspraak gedaan. De advocaat van de verdachte, mr. E. Maessen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft het derde tenlastegelegde feit, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Het tweede middel klaagde over de motivering van de bewezenverklaring van het derde tenlastegelegde feit. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat deze uitsluitend was gebaseerd op de verklaring van één getuige, wat in strijd is met artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen ter zake van het derde tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijven. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.