Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
9 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die niet in Nederland gedetineerd was en wiens feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland onbekend was. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2002:AD5163) en stelt vast dat de dagvaarding niet naar het bekende adres van de verdachte in het buitenland is verzonden. De verdachte was ten tijde van de betekening niet gedetineerd en er was geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend. De Hoge Raad oordeelt dat de appeldagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat de vereiste toezending aan het buitenlandse adres niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, niet toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.