Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Veenendaal,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.Beoordeling van het middel
De levering heeft plaatsgevonden op 7 april 2011.
In dit verband heeft Vast Goed zich beperkt tot het betoog (in de toelichting op haar incidentele grief III, waarnaar in de toelichting op haar incidentele grieven V en VI telkens wordt verwezen) dat partijen hebben beoogd af te wijken van de wettelijke regeling van art. 6:92 BW in de zin dat in de koopbevestiging een ‘zuiver’ boetebeding is opgenomen, dat slechts de vertraagde nakoming sanctioneert en het recht van Vast Goed op schadevergoeding onverlet laat. Vast Goed heeft in hoger beroep niet de stelling betrokken dat partijen ook hebben willen afwijken van de wettelijke regeling van art. 6:92 lid 2 BW in de zin dat Vast Goed recht heeft op schadevergoeding voor zover haar schade het bedrag van de contractuele boete te boven gaat. Weliswaar heeft Vast Goed in hoger beroep aanspraak gemaakt op vergoeding van haar schade voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de contractuele boete, maar daartoe heeft zij zich louter beroepen (in haar incidentele grief VII en de toelichting daarop) op art. 6:94 lid 2 BW.
4.Beslissing
7 februari 2014.