ECLI:NL:HR:2014:258

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
13/02362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen weigering afgifte beschikking Wet inkomstenbelasting 2001

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, die op 28 maart 2013 was gewezen in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betrof de weigering tot afgifte van een beschikking op basis van artikel 6.2a, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende stelde een aantal middelen voor in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De belanghebbende diende vervolgens een conclusie van repliek in.

Uitspraak

7 februari 2014
Nr. 13/02362
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 28 maart 2013, nrs. 11/00821 en 11/00822, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. 10/6401 en 10/6402) betreffende de weigering tot afgifte van een beschikking als bedoeld in artikel 6.2a, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.