Uitspraak
1.Geding in cassatie
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
2 september 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. Th.J.H.M. Linssen, was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk houden van een groter aantal varkens dan toegestaan op basis van de Wet herstructurering varkenshouderij. De verdachte had in de jaren 2003 en 2004 varkens gehouden zonder het vereiste varkensrecht, terwijl er een procedure liep voor het verkrijgen van dat recht. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zij varkens hield zonder het vereiste varkensrecht, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad stelde vast dat het enkele feit dat de verdachte 'er redelijkerwijs niet op mocht vertrouwen' dat de pachters een varkensrecht zouden krijgen, niet uitsluit dat zij dat vertrouwen wel had. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het vaststellen van opzet in strafzaken, vooral in situaties waarin de uitkomst van juridische procedures onzeker is. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de interpretatie van opzet in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij en de verantwoordelijkheden van ondernemers in de agrarische sector.