ECLI:NL:HR:2014:251

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
6 februari 2014
Zaaknummer
12/05444
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen aansprakelijkstelling op grond van de Invorderingswet 1990

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 oktober 2012, waarin de belanghebbende aansprakelijk was gesteld voor naheffingsaanslagen omzetbelasting die aan de [A] B.V. waren opgelegd over de jaren 2004 tot en met 2006. De aansprakelijkstelling was gebaseerd op een beschikking van de Ontvanger van 23 december 2010, die was genomen op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990. Na bezwaar tegen deze beschikking, werd deze door de Ontvanger gehandhaafd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop belanghebbende in cassatie ging.

In cassatie heeft belanghebbende verschillende klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en belanghebbende reageerde met een conclusie van repliek. De Hoge Raad beoordeelde de klachten en oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie niet verder te motiveren, omdat de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.

Uitspraak

7 februari 2014
Nr. 12/05444
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 3 oktober 2012, nr. BK-12/00147, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.

1.Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende is bij beschikking van de Ontvanger van 23 december 2010 op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor aan de [A] B.V. opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2004 tot en met 2006, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ontvanger is gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 11/6969) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.