Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 juni 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Leeuwarden, dat op 22 november 2011 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 24/003093-09. De verdachte, geboren in Algerije in 1982, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. G.F. Schadd, te Arnhem. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 10 juni 2014 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.