ECLI:NL:HR:2014:2481

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
14/00740
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen beslissing tot uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De veroordeelde had een vordering tot uitstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, welke door de Rechtbank Limburg op 10 juli 2013 was toegewezen. De veroordeelde heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep door het Hof. De Hoge Raad oordeelt dat, gelet op artikel 15f, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, er geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van het Hof. Dit betekent dat de Hoge Raad de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaart in zijn cassatieberoep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 26 augustus 2014, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

26 augustus 2014
Strafkamer
nr. S 14/00740
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beslissing
op het beroep in cassatie tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 januari 2014, nummer 001535-13, in de zaak van:
[de veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft mr. J.M. Stad, advocaat te Boxmeer, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Officier van Justitie heeft bij de Rechtbank Limburg een vordering ingediend tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De Rechtbank heeft deze vordering bij beslissing van 10 juli 2013 toegewezen.
Gelet op art. 15f, vijfde lid, Sr heeft het Hof terecht geoordeeld dat tegen die beslissing geen hoger beroep openstaat, terwijl uit dezelfde bepaling volgt dat geen cassatieberoep openstaat tegen 's Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in zijn hoger beroep. De veroordeelde kan dus niet worden ontvangen in het cassatieberoep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de veroordeelde niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 augustus 2014.