Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2011 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen houden in:
"1.2 subsidiair vrijwillige terugtred
Vervolgens, indien u tot een bewezenverklaring komt, meent de verdediging zoals u reeds begrepen zal hebben dat cliënt dient te worden ontslagen van rechtsvervolging omdat hij vrijwillig heeft teruggetreden. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging hieromtrent verworpen. Overigens heeft ook het Openbaar Ministerie ter zitting in eerste aanleg in het requisitoir de rechtbank verzocht cliënt te ontslaan van rechtsvervolging voor dit feit op grond van artikel 46b Sr.
De rechtbank heeft overwogen dat cliënt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de hem door zijn medeverdachte opgedragen mishandeling van [slachtoffer] niet heeft begaan enkel door omstandigheden van de wil van hemzelf afhankelijk. Deze overweging gaat echter voorbij aan het feit dat, zoals de officier van justitie ook uitvoerig heeft overwogen in het requisitoir, er zich geen (van buiten komende) omstandigheden hebben voorgedaan waardoor cliënt de mishandeling niet heeft uitgevoerd. Cliënt heeft verklaard weg te zijn gegaan omdat hij [slachtoffer] niets aan wilde doen. In het kader van de controleerbare feiten ten aanzien waarvan de rechtbank overweegt dat deze niet althans onvoldoende door cliënt zijn aangevoerd wil ik uw hof voorhouden dat deze controleerbare feiten niet alleen wel degelijk zijn aangevoerd maar dat deze ook uit het dossier blijken. Immers de controleerbare gegevens in deze betreffen de objectieve uiterlijkheden van de zaak, te weten het vaststaande feit dat cliënt is weggegaan en er geen helemaal geen contact is geweest tussen cliënt en [slachtoffer] laat staan dat van enige mishandeling sprake is geweest.
Bovendien is door de medeverdachten bevestigd dat cliënt uit zichzelf is weggegaan (en hen daarmee in hun ogen bedrogen heeft). Omtrent zijn wil kan cliënt niets anders aanvoeren dan zijn eigen verklaring nu de wil geen zichtbaar fenomeen is. Enkel de gedraging die door de wil wordt ingegeven en dat is in casu het weggaan hetgeen als objectief gegeven moet worden meegenomen in de afweging of sprake is van vrijwillige terugtred.
Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat vrijwillige terugtred mogelijk is zolang het gronddelict nog niet voltooid is. Op 8 juli 2009 is van enige mishandeling, dat is immers het gronddelict, door cliënt van [slachtoffer] hoe dan ook geen sprake geweest.
Vrijwillig terugtreden was dan ook nog mogelijk en is door cliënt gedaan.
Ik moge u voorts wijzen op hetgeen in Tekst & Commentaar Strafrecht, zevende druk is opgenomen bij artikel 46b Sr, p. 411-415. En ook op de volgende jurisprudentie.
LJN: AZ2169, Hoge Raad, 19 december 2006
Art. 46b Sr. 1. Voltooide poging sluit vrijwillige terugtred niet uit. 2. Van buiten komende factoren die ertoe hebben bijgedragen dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven aan vrijwillige terugtred niet in de weg te staan. Ad 1. De opvatting dat voor vrijwillige terugtred ex art. 46b Sr geen plaats kan zijn indien sprake is van een zogenoemde voltooide poging, is onjuist. Bij vrijwillige terugtred gaat het om het misdrijf waarop de gedragingen van verdachte waren gericht (HR LJN AA8824). Het gaat niet erom of verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. In geval van een voltooide poging is derhalve vrijwillige terugtred ex art. 46b Sr niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten. Of gedragingen van verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid t.g.v. omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van verdachte is vereist dat deze naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Ad 2. Vooropgesteld wordt dat van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, niet aan vrijwillige terugtred in de weg behoeven te staan, 's Hofs oordeel dat de oorzaak van het niet voltooien van het misdrijf is gelegen in van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheden, te weten dat hij met het kind uit het kanaal is geklommen, dat hij het kind naar het ziekenhuis wilde brengen en dat hij daartoe met de in een deken gewikkelde baby in de auto naar Groningen is gereden, is niet onbegrijpelijk. De enkele omstandigheid dat de geringe diepte en de koude kunnen worden aangemerkt als van buiten komende factoren die van invloed kunnen zijn geweest op het niet voltooien van het delict, noopte het hof, dat heeft vastgesteld dat geen andere informatie beschikbaar is dan verdachtes verklaring, niet ertoe tot een ander oordeel te komen.
Naar de uitgangspunten zoals in dit arrest verwoord wordt regelmatig in latere jurisprudentie verwezen.
En ook op het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 20 september 2010 LJN: BN7757:
Er is sprake geweest van vrijwillige terugtred door de medeverdachten. Verdachte had in casu de mogelijkheid om de diefstal voort te zetten, maar heeft de keuze gemaakt om niet verder te gaan. De enkele omstandigheid dat de medeverdachten besloten hadden om niet verder te gaan en verdachte voorhielden dat hij dat beter ook kon doen, doet aan zijn eigen keuzevrijheid en de wijze waarop hij daar invulling aan heeft gegeven niet af. Naar het oordeel van het hof komt verdachte ook een beroep op vrijwillige terugtred toe.
Ontslag van alle rechtsvervolging.
Ook in onderhavige zaak is sprake van een gedraging van cliënt die geschikt is om het intreden van het gevolg te beletten. Immers cliënt is weggegaan en daarmee een confrontatie met [slachtoffer] uit de weg gegaan waardoor mishandeling niet mogelijk was.
Cliënt is weggegaan omdat hij [slachtoffer] niets wilde aandoen. Hij wilde enkel het voorschot van de medeverdachten ontvangen en heeft toen hij al weg was en gebeld werd waar hij was als smoes gebruikt dat hij weg moest wegens een familieprobleem. Op de zitting in eerste aanleg is uitgebreid aan de orde gekomen dat dit geen van buitenafkomende factor betreft nu het een smoes was en cliënt dus niet is weggegaan omdat er iets met zijn familie was maar omdat hij zelf weg wilde en [slachtoffer] niet wilde mishandelen. Cliënt had de mogelijkheid en keuzevrijheid om [slachtoffer] op te wachten en de confrontatie aan te gaan, maar heeft dat niet gedaan.
De overweging van de rechtbank dat cliënt onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht in zijn verklaring dat hij uit zich zelf is weggegaan is onbegrijpelijk nu er uit het dossier geen omstandigheden blijken waardoor het gronddelict niet heeft plaatsgevonden anders dan de wil van cliënt en het controleerbare gegeven dat hij ook daadwerkelijk de mishandeling niet heeft begaan. Deze invulling van de rechtbank is er een die dan ook niet gedragen wordt door het dossier.
Ik zou u tot slot willen zeggen;
"If it looks like a duck, swims like a duck and quacks like a duck then it probably is a duck."."