ECLI:NL:HR:2014:2304

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
8 augustus 2014
Zaaknummer
14/01455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, inclusief een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 31 maart 2014 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om het verzuim te herstellen.

Gelet op het feit dat herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

De beslissing is genomen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2014.

Uitspraak

8 augustus 2014
nr. 14/01455
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 7 februari 2014, nr. BK‑13/00186, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep. Bij aangetekende brief van 31 maart 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2014.