Uitspraak
1.De procedure
2.Beoordeling van het wrakingsverzoek
3.Beslissing
31 januari 2014.
Hoge Raad
Op 31 januari 2014 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, ingediend door verzoeker [X] te [Z]. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de raadsheren P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra en R.J. Koopman, die betrokken waren bij de behandeling van een herzieningsverzoek in een eerdere zaak. Verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van de aankondiging dat de Hoge Raad zonder voorafgaande procedurele tussenstappen een arrest zou wijzen. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geoordeeld dat de bezwaren van verzoeker onvoldoende concreet waren om te concluderen dat de onpartijdigheid van de betrokken raadsheren in het geding was. De Hoge Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de rechterlijke organisatie, die de mogelijkheid bieden om zonder zitting een beslissing te nemen.
De wrakingskamer heeft eerder, op 24 januari 2014, verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de leden G.J.M. Corstens, C.A. Streefkerk en V. van den Brink. Dit betekende dat er geen beletsel meer was voor deze leden om het wrakingsverzoek van 5 augustus 2013 te beoordelen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 1.1 genoemde herzieningszaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, in aanwezigheid van de president G.J.M. Corstens en de raadsheren C.A. Streefkerk en V. van den Brink.