ECLI:NL:HR:2014:190

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
11/04663
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verdachte in hoger beroep en vereisten voor schriftelijke volmacht van advocaat

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk op de grond dat het beroep niet op de juiste wijze was ingesteld, zoals vereist door de wet. De Hoge Raad herhaalt in zijn arrest de relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en stelt dat de eisen voor een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen, strikt moeten worden nageleefd. Deze eisen zijn bedoeld om problemen met de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen.

De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de volmacht van de advocaat niet voldeed aan alle wettelijke vereisten, de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte niet gerechtvaardigd was. Dit omdat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren en dat de wens van de verdachte om hoger beroep in te stellen, duidelijk was. De Hoge Raad concludeert dat het verzuim in de volmacht gedekt kan worden gehouden, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman tijdens de terechtzitting in hoger beroep, en de noodzaak om de wensen van de verdachte te respecteren, zelfs als er technische fouten zijn in de volmacht.

Uitspraak

28 januari 2014
Strafkamer
nr. S 11/04663
BKL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 september 2011, nummer 21/002338-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal N. Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beslissing en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.

2 Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat – kort gezegd – het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte en de raadsman op die terechtzitting zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 januari 2014.