3.2.1.Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstip(pen) in de periode van 22 maart 2006 tot en met 13 april 2006 in de gemeenten Oldenzaal en/of Enschede een voorwerp, te weten geldbedragen, en wel:
- op 22 maart 2006 een contante storting van euro 9.500,-- op bankrekening [0001], en
- op 13 april 2006 een contante storting van euro 4.000,-- op bankrekening [0001], voorhanden heeft gehad terwijl hij (telkens) wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
3.2.2.Deze bewezenverklaring steunt in het bijzonder op de volgende bewijsmiddelen:
"98. Het schriftelijk bescheid, zijnde een rekeningafschrift SNS-bank, pagina 19057 (Map VI, zaaksdossier 19), voor zover inhoudende: (zie bijlage 26 bij deze aanvulling):
Op 22 maart 2006 stort [verdachte] per kas € 9.500 op zijn rekening en laat dat bedrag vervolgens op dezelfde datum doorstorten op de rekening van [betrokkene 1] onder vermelding van 'zoals afgesproken'.
99. Het schriftelijk bescheid, zijnde een rekeningafschrift SNS-bank, pagina's 19051 (Map VI, zaaksdossier 19), voor zover inhoudende: (zie bijlage 27 bij deze aanvulling):
Op 13 april 2006 is er per kas € 4.000 gestort op rekening van [verdachte]. [verdachte] heeft dezelfde dag € 3.878,16 overgemaakt op rekening van [betrokkene 1] onder vermelding van 'salaris vergoeding [A]'.
100. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 6 april 2006 (Map VI, pagina's 19176- 19177, zaaksdossier 19), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Omdat ik echter geen wit inkomen heb, kan ik geen hypotheek krijgen. [verdachte] heeft mij toen een vriendendienst bewezen. Hij gaf mij een werkgeversverklaring waaruit bleek dat ik in loondienst was bij [A]. Met die werkgeversverklaring kon ik een hypotheek krijgen bij de Bank of Scotland.
[A] heeft een maand loon op de rekening van mij gestort. Ik kon zo een bankafschrift tonen aan de bank. Het geld heb ik cash aan [verdachte] betaald.
101. Het in de wettelijke vorm opgemaakte zaaksproces-verbaal van 15 februari 2007, met de daarbij behorende bijlagen, betreffende zaaknummer 19: Witwassen (Map VI, pagina's 19002 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, op bladzijde 19008: zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van ingekomen informatie uit het Bedrijfs Processen Systeem van politie Twente is door de politie op 15 april 2004 een instap gedaan in het perceel [a-straat 1] te [plaats], waar [betrokkene 1] woont. Er is een behoorlijke hoeveelheid softdrugs aangetroffen, alsmede een tweetal vuurwapens en € 22.500 aan contant geld.
102. Het in de wettelijke vorm opgemaakte zaaksproces-verbaal van 15 februari 2007, met de daarbij behorende bijlagen, betreffende zaaknummer 19: Witwassen (Map VI, pagina's 19002 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, op bladzijde 19005 en 19006: zakelijk weergegeven:
De rekening [0002] op naam van [betrokkene 1] wordt vrijwel alleen gevoed door contante stortingen van een behoorlijke omvang, terwijl niet duidelijk is waar het geld vandaan komt omdat [betrokkene 1] geen looninkomsten heeft gehad vanaf 1-1-2001."
3.2.3.Voorts heeft het Hof met betrekking tot de bewezenverklaring nog het volgende overwogen:
"Uit het betalingsverkeer waarvan de tenlastelegging bij feit 4 melding maakt blijkt dat [betrokkene 1] (in maart 2006 en april 2006) aan verdachte tot twee keer toe de relevante betalingen deed, zonder een aanwijsbaar reguliere herkomst. Deze beide omstandigheden samengenomen leiden tot het oordeel dat verdachte minst genomen moest weten dat [betrokkene 1] deze betalingen deed uit of met niet regulier verkregen geld, geld dat in elk geval door [betrokkene 1] niet verantwoord was of werd tegenover de fiscus. [betrokkene 1] zelf zegt dat hij niet over enig eigen "wit" inkomen beschikte. Voor in elk geval één van deze betalingen geldt dat deze bedoeld was om verdachte te compenseren voor een betaling die verdachte aan [betrokkene 1] had gedaan of zou doen teneinde te doen voorkomen dat [betrokkene 1] een regulier arbeidsinkomen had, een betaling die aan [betrokkene 1] was gedaan als zou er sprake zijn van inkomen uit arbeid, en die [betrokkene 1] in staat heeft gesteld (op grond van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties) een hypotheek te verkrijgen (...). Waarom verdachte met betrekking tot die andere betaling, die in dezelfde periode plaatsvond, met recht en reden anders kon of mocht denken over de herkomst van het daarmee gemoeide geld is niet aannemelijk geworden."