Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
28 januari 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor het witwassen van gelden. De advocaat van de verdachte, mr. R. Herregodts, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de strafoplegging door het Hof niet begrijpelijk was, gezien de overwegingen die het Hof had gemaakt over de mogelijkheid van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de ernst van het bewezen verklaarde niet in verhouding stond tot de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, vooral gezien de relatief beperkte rol van de verdachte in het strafbare feit en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen.