ECLI:NL:HR:2014:1684

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
14/02595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieverzoekschrift niet ondertekend door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieverzoekschrift. De verzoekster, wonende te Amersfoort en vertegenwoordigd door advocaat mr. S.M. Singh, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van de rechtbank van 17 maart 2014 en het arrest van het hof van 8 mei 2014.

De kern van de zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatierekest niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd is met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat een cassatieverzoekschrift door een advocaat moet worden ondertekend om ontvankelijk te zijn.

Gelet op deze procedurele fout, concludeert de Advocaat-Generaal L. Timmerman dat de verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verklaart de verzoekster niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels in het civiele recht.

Uitspraak

11 juli 2014
Eerste Kamer
nr. 14/02595
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Amersfoort,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. S.M. Singh.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 265188/FT RK 13-1091 van de rechtbank Oost-Brabant van 17 maart 2014;
b. het arrest in de zaak HV 200.144.599/01 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het beroep in cassatie is vervat in een verzoekschrift dat niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Ingevolge art. 426a lid 1 Rv moet [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 juli 2014.