ECLI:NL:HR:2014:1665

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
13/04453
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon bij brandverzekering met alarmclausule

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de coöperatie Coöperatieve Rabobank Bernheze Maasland U.A. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon in het kader van een brandverzekering met een alarmclausule. De eiser stelde dat de tussenpersoon zijn zorgplicht had geschonden, omdat hij op de hoogte was van het feit dat het alarm niet meer functioneerde, terwijl dit een essentieel onderdeel was van de verzekeringsovereenkomst.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de eiser in eerdere instanties zijn standpunt heeft gepresenteerd. De advocaat van de eiser, mr. L. Kelkensberg, heeft de zaak toegelicht, terwijl de Rabobank werd bijgestaan door mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was dat het beroep van de eiser moest worden verworpen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Rabobank zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

11 juli 2014
Eerste Kamer
nr. 13/04453
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L. Kelkensberg,
t e g e n
de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK BERNHEZE MAASLAND U.A.,
gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Rabobank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 444262/HA ZA 09-3785 van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2010, 26 januari 2011, 4 mei 2011 en 16 mei 2012;
b. het arrest in de zaak 200.110.711/01 van het gerechtshof Amsterdam van 4 juni 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Rabobank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad, en voor de Rabobank door haar advocaat en mr. L.J. Burgman, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Rabobank begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 juli 2014.