ECLI:NL:HR:2014:1662

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
14/02455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw zijn ten aanzien van ontstaan schulden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in eerste instantie door de rechtbank Noord-Nederland was afgewezen. De rechtbank had op 20 maart 2014 een vonnis gewezen in de zaak C/18/145387/FT-RK 13.1403, waarin verzoeker niet werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op basis van het feit dat hij niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. Dit oordeel werd bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een arrest van 1 mei 2014, waartegen verzoeker cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van verzoeker niet gegrond verklaard. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

11 juli 2014
Eerste Kamer
nr. 14/02455
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/18/145387/FT-RK 13.1403 van de rechtbank Noord-Nederland van 20 maart 2014;
b. het arrest in de zaak 200.144.275/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 juli 2014.