ECLI:NL:HR:2014:1635

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
13/05529
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van uitspraken wegens bedrog en recht op pleidooi

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 juni 2013. De zaak betreft een vordering tot herroeping van uitspraken wegens bedrog, zoals geregeld in artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten van het hof van 19 maart 2013 en 18 juni 2013, die aan deze uitspraak zijn gehecht.

De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Fontijn, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De verweerder is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De advocaat-generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop mr. A.J. Fontijn heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Rechtsvordering, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

11 juli 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05529
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.J. Fontijn,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding verwijst de Hoge Raad naar de arresten in de zaak 200.120.324/01 van het gerechtshof Den Haag van 19 maart 2013 en 18 juni 2013.
De arresten van het hof van 19 maart 2013 en 18 juni 2013 zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 18 juni 2013 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Mr. A.J. Fontijn heeft bij brief van 4 juni 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 juli 2014.