In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen verschillende rechtspersonen, waaronder DEEP WATER SLENDER WELLS LIMITED en SHELL INTERNATIONAL EXPLORATION AND PRODUCTION INC. De zaak betreft de schending van een geheimhoudingsbeding in het kader van contractenrecht, specifiek met betrekking tot knowhow over olieboringen. De eisers tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.J.L. Tjittes, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage en betreft de vraag of essentiële stellingen zijn gepasseerd en of er een bewijsaanbod is genegeerd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van DWSW c.s. verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.018,34.
De uitspraak is gedaan op 11 juli 2014 door de vice-president E.J. Numann en de overige raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van geheimhoudingsbedingen in contracten en de verantwoordelijkheden van partijen in dergelijke overeenkomsten.