Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 juli 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een voormalig werknemer, aangeduid als [eiser], tegen de Stichting Pensioenfonds ING. De zaak betreft de toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van het pensioenreglement. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de kantonrechter en het gerechtshof, waarbij het hof op 2 april 2013 een arrest heeft gewezen dat aan deze procedure ten grondslag ligt. De Hoge Raad oordeelt dat de voormalig werknemer niet voldoet aan de vereisten voor de toekenning van het pensioen, en dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 818,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.